Stad van ‘t opgetrokken voorhoof,
Sloom, verbaasd en eigenwijs
Vale chique en ruige armoe
Duifs gekwetter en meeuws gekrijs
Waar de schilders zich vergapen
Aan ’t unieke Noordzeelicht
Stad die ’s nachts ook ligt te slapen
Met een grijns op het gezicht
Een patiënt met vele kwalen
En lijpe stuipen drie maal daags
Maar als ik de toestand moet bepalen
Zeg ik: Ongeneeslijk Haags!